De minister constateert in een brief aan de Tweede Kamer dat er momenteel een tekort van bijna 5000 werknemers is in de kinderopvang. Als gevolg van de personeelstekorten lopen de wachtlijsten op, ziet Van Gennip. Uit een flitspeiling begin april onder ouders met een kind op de kinderopvang blijkt dat ongeveer 20 procent van de ouders op een wachtlijst staat.
De minister benadrukt wel in haar brief dat ze de problemen niet alleen vanuit Den Haag kan oplossen, omdat de kinderopvang een private sector betreft. Kinderopvangorganisaties dragen zelf verantwoordelijkheid voor het aantrekken en behouden van voldoende gekwalificeerd personeel.
Van Gennip: ‘Goede arbeidsvoorwaarden spelen daarbij een belangrijke rol. In september starten de onderhandelingen van de sociale partners voor een nieuwe cao in de kinderopvang. Ik moedig de sociale partners aan om zorg te dragen voor goede primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden – om het werk in de kinderopvang zo aantrekkelijk mogelijk te maken.’
Drie mogelijke aanpassingen
Na overleg met de sector kinderopvang wil Van Gennip nadenken over drie mogelijke aanpassingen van de kwaliteitswet kinderopvang, de Wet IKK. Zo wil zij concrete voorstellen doen om het vaste gezichten criterium flexibeler in te vullen. Onderzocht wordt of beroepskrachten in opleiding als vast gezicht ingezet kunnen worden. Dit idee eindigt met de mystificatie om te verkennen ‘of het mogelijk is dat houders op korte termijn meer ruimte krijgen om een andere beroepskracht als vast gezicht in te zetten wanneer een vast gezicht afwezig is’.
3-uursregeling
Ook de 3-uursregeling voor de beroepskracht-kindratio (BKR) kan eenvoudiger door het registreren van de drie uur op een dag waarop afgeweken mag worden van de BKR, in plaats van de 3 uur afwijking van de BKR vooraf schriftelijk vastleggen. De derde oplossing zoekt Van Gennip bij de buitenschoolse opvang. Daar wil ze meer flexibiliteit creëren door de BKR op locatieniveau te berekenen (in plaats van op groepsniveau), door eenvoudiger locaties te gaan clusteren tijdens vakantieperiodes en vrije dagen, en het inzetten van ‘anders’ gekwalificeerde medewerkers (bijvoorbeeld op het gebied van sport, muziek, cultuur).